De verenigingen hebben in de loop van hun bestaan een rijke collectie antieke sieraden opgebouwd. Vaak worden deze oude sieraden, als ze door de mensen niet meer gedragen worden, vermaakt tot meer hedendaagse sieraden waardoor het authentieke karakter daarvan verloren gaat. Om tenminste een aantal stuks van deze sieraden in hun oorspronkelijke vorm te behouden zijn deze sieraden aangekocht.
Bij de dracht die op de door-de-weekse dagen werd gedragen door de vrouwen, hoort een schitterend bloedkoralen halssnoer.
Gemaakt van 4 of 5 toeren op zilverdraad geregen bloedkoralen en aan de voorzijde in de hals een zogenaamd cantille slot als sluiting. Zo’n gouden slot is vaak nog bewerkt met koraal.
Voor de zondag werden de bloedkoralen vervangen door een snoer van zwarte granaat-kralen wat ook aan de voorzijde werd gesloten met een gouden slot.
In het ondermutsje van de vrouwen zit een zilveren oorijzer, wat aan weerszijde eindigt in een gouden krul. Dit oorijzer is aan de kap bevestigd met gouden mutsenspelden, en hoe rijker men was des te meer spelden werden er gebruikt. Bij de zondagse dracht werd aan deze krullen nog een klaverbladvormige hanger gehaakt met onderaan een echte parel, of een tweede gouden hangertje, het zogenaamde waaiertje.